Verzamelaar

Dam JaarsmaNederlands' grootse volksverhalenverzamelaar

Dam Jaarsma, van beroep godsdienstleraar en hulppredikant, verzamelde in de vorige eeuw in het gebied rond zijn woonplaats Oostermeer (Eastermar) verhalen die mensen elkaar doorvertelden. Jaarsma zorgde dat deze volksverhalen voor het nageslacht bewaard bleven, door ze te verzamelen, op te tekenen en erover te publiceren. Een deel van het collectief geheugen zou definitief verdwenen zijn als Jaarsma niet zo actief deze vertellingen zou hebben verzameld.

Zijn verzameling bestaat uit bijna 17.000 volksverhalen, een omvang die uniek is in de lage landen van Europa. Dam Jaarsma is één van de drie grote volksverhalenverzamelaars van Europa.
De verzameling Jaarsma is van onschatbare (cultuur)historische en wetenschappelijke waarde. 

Jaarsma's enorme prestaties op het gebied van verzamelen van verhalen zijn in 1963 beloond met de zilveren erepenning van de Fryske Akademy en in 1989 met de erepenning van de gemeente Tytsjerksteradiel.

Overige verzamelingen

Als kenner van het volksleven van de Fryske Wâlden, verzamelde Jaarsma niet alleen verhalen. Hij legde ook grote verzamelingen aan van voorwerpen waarvan hij het belang van bewaren inzag. Het waren meestal geen dure voorwerpen, maar voorbeelden van volkskunst en gebruiksvoorwerpen die steeds minder gebruikt werden. Bovendien bouwde hij een aanzienlijke collectie eigentijdse kunst op, waaronder werken van Klaas Koopmans en anderen van de Kunstenaarsgroep Yn ’e line. Jaarsma verzamelde ook boeken, grafiek, schilderijen en gereedschap. ​ 

Schrijver / dichter

Daarnaast was Dam Jaarsma verdienstelijk schrijver en dichter. Jaarsma publiceerde op vele gebieden, waaronder over de door hem verzamelde volksverhalen. Hij sprak met zijn werk jong en oud aan.

In 1954 won Dam Jaarsma de Rely Jorritsmaprijs voor proza of poëzie voor zijn gedicht 'Allinne'.

ALLINNE

Dû moatst allinne libje freon

Omdatstû minske bist.

Dû hast in wiif, dû haste bern,

Mar der is nimmen dy’t dy ken.

Allinne giest dyn ienlik paad,

Fan miich en maten skaat.



Dû moatst allinne stride, freon,
Omdatstû minske bist.
Fret oan dyn siele in fertriet,
Der is net ien dy’t dit ferstiet
Want it geheimste fan dyn hert

Ferriedstû nimmen net.



Dû moatst allinne stjerre, freon,

Omdatstû minske bist.

Wat djip yn dy ferhoalen lei

– O bitter liet– dû nimst it mei,

Oant datstû komst foar ien te stean

Dy’t giet oer wurk en lean.